Ik houd van grutto’s en polderslootjes. Klompen, koeien, kievitten, klaver en een weids uitzicht. Allemaal het domein van de boer. Ik ben, puur uit eigenbelang, dus voor de boer. Maar dan wel voor een boer met kieviten en koeien.
Hierbij wil ik een voorstel doen voor een kleine wijziging in de omschrijving van het beroep ‘boer’. Nu staat er in de Dikke van Dale: [iem. die een agrarisch bedrijf leidt]. En wat mij betreft wordt dat: [iem. die met een agrarisch bedrijf zorg draagt voor het behoud van het Hollandse landschap].
Dan zijn natuurmonumenten en staatsbosbeheer op sommige plekken dus ook opeens ‘boer’ en dan zijn een nertsenfokker en een bedrijfsleider van een varkensflat dus geen boer meer. Dat maakt meteen mijn keuze wat makkelijker of ik voor of tegen ‘de boeren’ ben. Ik ben voor de boer maar tegen managers in de industriële vleesproductie die met hun varkensflats de horizon niet alleen vervuilen maar zelfs vernietigen.
Je ziet aan de koppen van veel boeren, in de polder en op tv, dat het beroep niet leuk meer is. En dat snap ik wel. Boer word je omdat je van dieren houdt, omdat je van het buitenleven houdt, omdat je graag de traditie van generaties op een boerderij voortzet. Niet omdat je eigenlijk boekhouder had willen worden. Maar dat ben je wel als boer: boekhouder. Wij hebben in Nederland alles heel goed voor mekaar met wetten en regels. Maar die veranderen, om in boeren termen te blijven: om de haverklap. Dat haverklappen met wetten en regels maakt de boekhouding er niet makkelijker en het boeren er niet leuker op.
Dus daar zouden we wat aan moeten doen. Maar hoe maken wij van een boze boer een blije boer? Ik denk dat ze erg geholpen zouden zijn met onze waardering. Maar wat moeten we dan waarderen? Wat hebben wij als burgers en buitenlui aan een boer? Naast het feit dat ze ’s zondagsavonds zoekend naar vrouwen zorgen voor goeie kijkcijfers? Misschien weer ouderwets als leverancier voor ons voedsel? Ik schreef het al eens eerder: als je weet waar je biefstuk in de wei heeft gestaan smaakt hij later als hij op je bord ligt echt een stuk lekkerder. Er zijn hier in de omgeving al een paar kleine winkeltjes bij boerderijen waar je boter, kaas en eieren kan halen. Leg lokale lijntjes: Ga eens kamperen bij de boer, maak een wandeling door ’t boerenland (al dan niet op klompen) of trek je energie van de zonnepanelen van het dak van de koeienstal.
Waardering voor het werk van onze boeren betekent dus dat de burgers er wat aan moeten hebben (en dat ze weten wat ze er aan hebben). Hoewel de portemonnee daar een beproefde graadmeter voor is, zit er volgens mij weinig perspectief in het produceren van zo goedkoop mogelijk Hollands varkensvlees als grondstof voor York- of Parmaham. Ook voor de boeren zou moeten gelden dat hun activiteiten niet economisch gedreven zijn maar echte waarderingswaarde hebben: tastbaar, zichtbaar en eetbaar. Een boer heeft zijn schaapjes in de wei en levert ieder voorjaar het vlees voor de shoarma van de lokale Turkse snackbar. Dan ga ik, als een van de buitenlui, samen met de boeren de strijd aan tegen de verdozing van ons landschap. Op de bres voor weids uitzicht op koeien, kieviten en klaver op de plaats van horizonvernietigende distributiecentra.
Zo wordt het publiek weer trots op de boeren, worden de boeren weer trots op hun land en zo wordt boer weer het mooiste beroep op aarde (op polderwachter na, maar dat unieke beroep is reeds bezet).